Een wereldstad: een hele grote stad met miljoenen inwoners
De voorsteden: de kleinere steden die tegen de grote stad aan liggen
De agglomeratie: de stad en de voorsteden
De metropool: de stad en de voorsteden
De bevolkingsdichtheid: het aantal inwoners per vierkante kilometer
Een dichtbevolkt gebied: er wonen veel mensen op een vierkante kilometer
Een dunbevolkt gebied: er wonen weinig mensen op een vierkante kilometer
Het zakencentrum: waar heel veel bedrijven bij elkaar zitten
De economie: de inkomsten en uitgaven van een land / ieder land wil zo veel mogelijk welvaart
Welvaart: het gaat goed met een land
De forens: iemand die heen en weer reist tussen de plaats waar hij/zij woont en de plaats waar hij/zij werkt
De immigrant: iemand die immigreert / het land binnenkomt
De emigrant: iemand die emigreert / die het land uit gaat om in een ander land te gaan wonen
Een wolkenkrabber: erg hoog gebouw met woningen en/of kantoren
De sloppenwijk: een armoedige wijk